“Aandeel mannen in het beroep nog steeds miniem” (de geschiedenis van bedrijfsmaatschappelijk werk deel II)

Van Sociaal Ingenieur tot Bedrijfsmaatschappelijk Werker – deel II (1950 – nu)

Van Sociaal Ingenieur tot Bedrijfsmaatschappelijk Werker – de geschiedenis van bedrijfsmaatschappelijk werk deel II (1950 – nu) door Binus Dieperink. (Begin bij het begin en lees eerst deel I; “Naast het onderhouden van machines is onderhoud aan medewerkers nodig.”)

Na de oorlog neemt het aantal bedrijfsmaatschappelijk werkers sterk toe. In 1950, zijn er al meer dan 450 bedrijfsmaatschappelijk werkers in Nederland. Meer dan 62% heeft een maatschappelijk werk opleiding gevolgd of een relevante sociale opleiding. Ongeveer 12% is verpleegkundige maar ook heeft nog steeds 26% geen relevante opleiding voor het vak genoten. Bedrijfsmaatschappelijk werker blijkt in de praktijk ook een echt vrouwenberoep te zijn. Mannen vormen slechts een miniem percentage van de beroepsgroep. Dat is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval, hoewel het aandeel mannen in het beroep is gestegen tot boven de 20%.

Tot op de dag van vandaag is het aandeel mannen in het beroep van bedrijfsmaatschappelijk werker miniem.

1960/1970 – Met maatschappijkritische houding schiet bedrijfsmaatschappelijk werker zichzelf in de voet.

In de jaren zestig en zeventig is er een kentering in de groei van het bedrijfsmaatschappelijk werk. In deze maatschappijkritische periode ontstaat ook bij de bedrijfsmaatschappelijk werkers een maatschappijkritische houding en benadering die niet bij alle bedrijven op sympathie kan rekenen. Medewerkers worden dan vooral gezien als slachtoffers die worden uitgebuit door bedrijven. Door zich meer als belangenbehartiger van de kritische medewerkers te profileren dan als zorgverlener, schieten ze zichzelf in de voet en dreigen hun positie in bedrijven te verliezen. Op tijd wordt ingezien dat werkgever en medewerker elkaar nodig hebben en beiden gebaat zijn bij een kwalitatief goede dienstverlening.

1970 – Belang van een goede werk-privé balans in opkomst

Ook al bestond de functie van maatschappelijk werker binnen bedrijven al veel langer. De term “bedrijfsmaatschappelijk werker” als zodanig wordt in Nederland pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw geïntroduceerd, als specialisatie van het maatschappelijk werk. De verandering in terminologie weerspiegelt een verschuiving in de benadering en focus van het werk. De maatschappelijke context wordt steeds belangrijker in het werk en door de veranderende sociale en economische omstandigheden (toename tweeverdieners, opvattingen over werk en gezin, ontkerkelijking, etc.) wordt bijvoorbeeld ook voor het eerst voorzichtig over ‘werk-privé balans’ gesproken.

1980 – Met de komst van de Arbowet zijn bedrijven voortaan verplicht om te zorgen voor de gezondheid en veiligheid van hun medewerkers.

Als reactie op de voorgaande jaren, ontstaat in de jaren tachtig dus opnieuw aandacht voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening met als uitgangspunt organisatiegericht werken vanuit de visie dat belangen van werkgever en medewerker parallel lopen. Met de gefaseerde invoering van de Arbowet vanaf 8 november 1980 neemt de aandacht voor veiligheid, gezondheid en welzijn toe. De Arbowet vormt een wettelijke basis voor het bedrijfsmaatschappelijk werk en verandert ook de positie van de bedrijfsmaatschappelijk werker. Bedrijven zijn voortaan verplicht om te zorgen voor de gezondheid en veiligheid van hun medewerkers. Dat leidt tot een toenemende vraag naar bedrijfsmaatschappelijk werkers binnen organisaties om te helpen bij het bevorderen van het welzijn van medewerkers en het omgaan met arbeid gerelateerde problemen.

Bedrijfsmaatschappelijk werker wordt sparringpartner en strategisch adviseur voor leidinggevenden en directies.

2000 – Professionaliseringsslag

De eisen aan de bedrijfsmaatschappelijk werkers breiden zich vanaf de eeuwwisseling verder uit. Bedrijven zien bedrijfsmaatschappelijk werkers steeds meer als sparringpartner en strategisch adviseur voor leidinggevenden en directies op het gebied van psychosociale problematiek. Naast de professionele kennis en vaardigheden in de begeleiding van medewerkers op psychosociaal gebied wordt nu ook organisatiesensitiviteit en inzicht in de bedrijfsvoering en bedrijfsprocessen van de bedrijfsmaatschappelijk werker gevraagd. Niet voor niets wordt een relevante Hbo-opleiding en een post-Hbo opleiding bedrijfsmaatschappelijk werk verplicht gesteld, evenals specialisaties en intervisies op deelgebieden. De kwaliteiten van de bedrijfsmaatschappelijk werker worden geborgd in een beroepsregister wat jaarlijks wordt geactualiseerd met de juiste na- of bijscholingen.

De evolutie van bedrijfsmaatschappelijk werk

In ruim 140 jaar is de sociaal ingenieur van weleer geëvolueerd tot de moderne bedrijfsmaatschappelijk werker van tegenwoordig. Al 140 jaar ondersteunen zij medewerkers in bedrijven bij psychosociale problemen en maken zij bedrijven beter. Gezien de ontwikkeling in het takenpakket van de bedrijfsmaatschappelijk werker van zorgverlener tot adviseur van bedrijven, was de benaming van ‘sociaal ingenieur’ eigenlijk zo gek nog niet. Maar welke naam het ook heeft, de bedrijfsmaatschappelijk werker is even actueel en relevant voor bedrijven als 140 jaar geleden. Niet voor niets zijn bedrijfsmaatschappelijk werkers trots op de B in hun naam.

Lees ook Van Sociaal Ingenieur tot Bedrijfsmaatschappelijk Werker – deel I (1880 – 1950). Dit artikel is onderdeel van de campagne De B is van Bedrijfsmaatschappelijk werk, waarbij Gimd extra aandacht besteedt aan de meerwaarde van bedrijfsmaatschappelijk werk en kennis deelt over haar expertise. 

Bronnen: Canon van Sociaal Werk | De sociale Fabriek (Maarten van der Linde) | Schaafsma, Baukje (2012), Bedrijfsmaatschappelijk werk in ontwikkeling | Anneke Menger, Silvia Timmer (2002), Karakteristieken van het bedrijfsmaatschappelijk werk | Jongh, J.F. de (1957), Maatschappelijk werk in bedrijven.